De kleine Johannes
FREDERIK VAN EEDEN
Primaire gegevens
Frederik van Eeden
De kleine Johannes
1887
Inhoud (samenvatting)
Johannes woont met zijn vader in een oud huis met een grote tuin. Johannes bidt vaak om een wonder, en hij is er van overtuigd dat het ooit zal gebeuren. Op een dag drijft Johannes met zijn hond Presto in een bootje op de vijver en opeens komt er een blauwe waterjuffer aanvliegen die in een elf verandert. Hij heet Windekind en hij is de zoon van de zon en de maan. Hij wil wel de vriend van Johannes zijn, op voorwaarde dat Johannes nooit de naam van Windekind aan een mens zal vertellen. Door een kus van Windekind wordt Johannes kleiner en verstaat hij de taal van de planten en de dieren. Windekind vertelt hem dat hij dat hij Johannes de dingen van de natuur zal leren, veel beter dan leraren dat doen.
Hierna brengt Windekind hem naar een feest in een konijnenhol. Daar krijgt hij van elfenkoning Oberon een gouden sleuteltje waarbij Oberon zegt: “Dat sleuteltje kan Uw geluk zijn. Het past op een gouden kistje dat kostbare schatten bevat. Maar wie dat heeft, kan ik U niet zeggen. Gij moet ijverig zoeken. Als Gij goede vrienden met mij en Windekind blijft en standvastig trouw zijt, zal het U gelukken.” De volgende dag komt Windekind hem weer halen om het sleuteltje op te bergen, omdat zijn wasdag eraan komt en dan zou het sleuteltje zichtbaar zijn voor zijn vader. Na drie weken wil Johannes Windekind weer zien en een duif geeft hem een veertje waardoor hij kan vliegen. Duiven leiden hem naar Windekind en samen gaan ze naar de Vredemieren. Ze hebben oorlog met de Strijdmieren. Daar ziet Johannes hoe een groep mensen in het bos de rust verstoort. Dat maakt hem bedroefd en hij besluit bij Windekind te blijven.
Dan ontmoet Johannes Wistik die het ‘ware boekje’ kent. Windekind zegt dat het boekje niet bestaat en dat hij niet naar Wistik moet luisteren, maar nadat Wistik verdwenen is gaat Johannes toch weer naar Wistik op zoek. Johannes denkt dan dat hij het kistje (van het gouden sleuteltje) kan vinden en hij wil terug naar Windekind, maar hij kan hem niet vinden. Johannes dwaalt verdrietig door het bos. Dan komt hij bij een tuinman, waar hij gedurende de winter mag blijven. Daar lezen ze uit ‘een boek waarover God gesproken wordt’, maar dit is volgens Johannes niet het ‘ware boekje’. In de lente ontmoet hij een meisje, Robinetta. Met haar brengt Johannes een leuke tijd door. Robinetta denkt te weten wat het ‘ware boekje’ is. Haar vader laat hem de Bijbel zien, maar als Johannes zegt dat het niet het ‘ware boekje’ is, wordt haar vader kwaad en stuurt hij Johannes weg.
Dan ontmoet hij Pluizer. Pluizer zegt dat Johannes alles gedroomd heeft en dat alleen hij echt is. Bij Pluizer thuis ontmoet Johannes Hein (de Dood). Dan gaan ze naar dokter Cijfer. Hij wil Johannes wel helpen met het boekje zoeken, als hij sterk is en niet teerhartig. Pluizer laat Johannes de armoede en ellende van de mensen in de stad zien. Dan gaan ze naar het kerkhof. Daar is het een eeuw later, want voor Pluizer bestaat gen tijd. Als Johannes dan zijn eigen graf ziet, valt hij flauw. Dan gaat Johannes maandenlang leren en langzamerhand vergeet hij Windekind en Robinetta. Hij moet net zo worden als dokter Cijfer.
In de lente verlangt Johannes weer naar de duinen en hij gaat naar zijn vader…die op sterven ligt. Als zijn vader dood is wil Pluizer hem ontleden. Op dat moment verzet Johannes zich voor het eerst tegen Pluizer en Pluizer vlucht weg. Hein prijst Johannes daarmee en Johannes wil mee met Hein, maar die weigert: Johannes hield veel van de mensen hoewel hij dat zelf niet wist. Buiten ziet Johannes Windekind met het gouden sleuteltje en hij rent hem achterna naar het strand. Daar ziet hij Windekind en Hein in een boot zitten, van de andere kant komt een mens aan. Johannes moet kiezen naar het Grote Licht of naar de mensheid te gaan. Hij kiest voor het laatste.
Compositie en tijdsverloop
Het verhaal loopt van ongeveer het tiende tot en met het vijfentwintigste levensjaar van Johannes, een tijdsbestek van ca. vijftien jaar dus. Het verhaal speelt rond 1900.
Er worden vier fasen behandeld in het boek:
-Windekind stadium-->fase van kinderlijke fantasie
-Wistik stadium-->fase van kennisdrang
-Pluizer en Cijfer stadium-->fase van rationalisme, positivisme, materialisme en puberteitscrisis.
-Ongenoemde stadium-->fase van sociale roeping, adolescentie
Geleidelijk verloop. Veel dialogen en weinig beschrijvingen van de personen zelf. Geen flashbacks en een gesloten einde. Geen proloog of epiloog.
Ruimte
Het verhaal speelt voornamelijk in de vrije natuur, de grote stad. Realiteit en fantasie wisselen elkaar af.
De wijze van vertellen
Het verhaal begint met een alwetende verteller die ons een waargebeurd sprookje aankondigt. Daarna beschrijft hij het dagelijks bestaan van Johannes. Zodra het werkelijke verhaal zich gaat ontwikkelen, kruipt Van Eeden helemaal in zijn hoofdpersoon: bijna het hele boek is geschreven vanuit Johannes. Het fragment waarin Johannes bij de vader van Robinetta komt, is daar een mooi voorbeeld van. Johannes kijkt schuchter rond waardoor de lezer veel moet reconstrueren om een beeld te krijgen van de gebeurtenissen. De alwetende verteller komt hier en daar weer even naar voren. Aan het begin van een paar hoofdstukken brengt hij de actie weer op gang en ook aan het slot van het boek is de verteller aan het woord: hierin kondigt hij aan dat een eventueel nieuw verhaal over Johannes geen sprookje meer zal zijn; Johannes heeft de 'magische' leeftijd achter zich gelaten. De verteller zegt dat zijn verhaal veel weg heeft van een sprookje. Maar daar valt inhoudelijk wel wat op af te dingen. Johannes is vrij passief terwijl een sprookjesprins zich doorgaans van zijn sterkste kant zal laten zien. En het eind van het verhaal is minder optimistisch dan het standaard 'en hij leefde nog lang en gelukkig'.
Thema
Het boek symboliseert het opgroeien van kind naar adolescentie en worsteling met levensraadsels, dat een onderdeel van de opgroeiing is.
Personages
Johannes, hij is een open en fantasierijk kind, die Van Eeden zelf voor moet stellen. In zijn ontwikkeling van kind naar adolescentie is hij opzoek naar antwoorden op diverse vragen. Hij zoekt dus naar een doel in zijn leven. Aan het einde van het boek is dat doel gevonden, de ongenoemde wijst hem de weg naar de stad, het normale mensenleven dus. Alle personages die hij tegenkomt zijn symbolisch, zij hebben allen invloed op hem, en dus op zijn uiteindelijke vorming.
Windekind, hij wordt ook wel de zonnegod genoemd, hij is de personificatie van de kindertijd, de fase van kinderlijke fantasie;het geloven in sprookjes en het afgaan op fantasie. Hij laat Johannes de schoonheid van de natuur zien en wil hem doen laten geloven dat de mens een dom wezen is. en dat het dus beter is om in een droomwereld te leven.
Wistik, de personificatie van kennisdrang, het willen weten van alles. Hij wil Johannes doen laten geloven dat alle antwoorden op alle vragen in een boekje gevonden kunnen worden. Eigenlijk weet Wistik niets en verjaagt Windekind en de fantasie van Johannes, waar hij zo gelukkig mee was.
Titel, ondertitel en motto
De kleine Johannes is het hoofdfiguur uit het boek, het komt sprookjesachtig over en dat is het boek ook, tenminste dat lijkt het in eerste instantie. In de vorm van een sprookje wordt een psychologisch onderwerp verteld.
Johannes kan ook slaan op het Johannes-evangelie, omdat ze hetzelfde doel hebben (als Johannes) om een betere mensenwereld zoeken. “Kleine” kan slaan op het feit dat hij een kleine jongen is of op het feit dat Windekind hem klein gemaakt heeft.
Keuzeopdracht
Toneelstuk (p. 15-16)
Johannes: Oh, Windekind, dankjewel! Wat is dit heerlijk. Ja, wij zullen het wel goed met elkaar kunnen vinden.
Windekind: Geef mij een hand.
Windekind slaat zijn vleugels uit en trekt Johannes in de boot over het water, door de bladeren van de waterlelies.
Johannes maakt een kleine buiging naar een kikker. Aan land aangekomen, pakt Johannes Windekind bij de hand en klauteren samen tussen de hoge halmen.
Windekind: Let nu goed op, nu zul je iets leuks zien.
Johannes en Windekind lopen samen door het hoge gras.
Windekind: Heb je 's avonds de krekels wel eens gehoord, Johannes, in de duinen? Je kunt nooit horen waar het geluid vandaan komt. Wel zij zingen nooit voor hun plezier, het geluid komt van de krekelschool waar honderd krekeltjes de lessen uit het hoofd leren. Wees nu stil, want we zijn er bijna.
Maak jouw eigen website met JouwWeb