Max Havelaar

of de koffieveilingen van de Nederlandse handelmaatschappij

Multatuli

 

Primaire gegevens

Multatuli

Hertaald en bewerkt door Gijsbert van Es (1960)

MAX HAVELAAR OF DE KOFFIEVEILINGEN VAN DE NEDERLANDSE HANDELMAATSCHAPPIJ

Eerste druk: Amsterdam, mei 1860

Huidige druk: Leiden, winter 2009/2010

317 pagina’s

Inhoud (samenvatting)

De 43-jarige Batavus Droogstoppel is van plan een boek over de koffiecultuur te schrijven en zal zich daarbij laten leiden door waarheid en gezond verstand.

Op een dag ontvangt Droogstoppel een pak papieren van Sjaalman en een brief, waarin hij hem vraagt de teksten eens door te lezen en bij een boekhandelaar borg voor hem te staan voor de drukkosten die aan een uitgave zijn verbonden.

Droogstoppel treft interessante teksten in het pak documenten aan, onder andere een 'Verslag over de Koffiecultuur in de Residentie Menado', dat hij voor zijn boek zou kunnen gebruiken. Hij schakelt de volontair Ernest Stern in, de zoon van een bevriende relatie uit Hamburg, die, net als Droogstoppel, ook bij Last & Co werkt. Stern zal aan de hand van de documenten van Sjaalman het boek over de koffiecultuur voor Droogstoppel gaan schrijven. De titel moet luiden: 'De koffiveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappy' en Droogstoppel zelf zal af en toe een hoofdstuk schrijven 'om aan 't boek een solide voorkomen te geven'.

 

Stern begint zijn verhaal met een beschrijving van het reizen op Java, het bestuur van Nederlands-Indië en de misstanden die er zijn, namelijk knoeierijen en uitbuiting van de inlandse bevolking. Daarna vertelt hij over de aankomst van Max Havelaar, de nieuwe assistent-resident in Rangkas Betoeng, de hoofdplaats van Lebak (Zuid-Bantam). Hij geeft een uitvoerige beschrijving van het karakter van de 35-jarige Havelaar: hij is een uitstekend ambtenaar, eerlijk, waarheidslievend, snel van begrip, geestig, beschaafd enzovoort, maar ook 'een vat vol tegenstrijdigheid', idealist én realist.

Na de kennismaking met resident Slijmering, controleur Verbrugge, de inlandse regent Radèn Adipati Karta Nata Negara en anderen, wordt Havelaar in zijn ambt bevestigd. Hij neemt zich voor de inlandse bevolking te beschermen tegen onderdrukking, mishandeling en knevelarij. De volgende dag houdt hij een toespraak tot de hoofden van Lebak, waarin hij duidelijk laat merken dat hij weet dat sommigen hun plicht verzaken uit eigenbelang, geld boven recht stellen en de arme mensen van hun buffels beroven. Dat het onrecht welig tiert, heeft hij gelezen in de archiefstukken van zijn voorganger Slotering. Controleur Verbrugge is ook op de hoogte van de wantoestanden. Havelaars superieur, de resident van Bantam Slijmering, heeft nog geen enkele maatregel genomen om een eind te maken aan de uitbuiting van de bevolking door de regent, die voortdurend geld nodig heeft om zijn grote familie en hofhouding te onderhouden.

 

Tijdens gesprekken met onder anderen Verbrugge vertelt Havelaar het een en ander over zijn verleden. Uit de parabel van de Japanse steenhouwer die hij een meisje toen verteld had, blijkt dat de mens niet steeds naar hogere dingen moet streven.

Havelaar werkt hard en gaat gemoedelijk om met luitenant Duclari en controleur Verbrugge. De bestrijding van de misstanden vormt zijn grootste zorg. Regelmatig melden zich inlandse klagers bij zijn huis; velen van hen vluchten en sluiten zich aan bij de opstandelingen in de Lampongse districten. Havelaar probeert de regent met zachte hand te 'bewerken', maar ondanks mooie beloften verandert diens handelwijze niet. Hoewel iedereen op de hoogte is van het onrecht dat de inlanders wordt aangedaan, grijpt niemand in. Hoe erg de situatie is, blijkt uit de tragische geschiedenis van Saïdjah en Adinda, een eentonig verhaal dat wel aan móet spreken.

Op een middag verneemt Havelaar van mevrouw Slotering dat ze vreest dat hij vergiftigd zal worden, net als haar man, die ook tegen het onrecht streed. Havelaar dient dan bij resident Slijmering een schriftelijke aanklacht tegen de regent in. Slijmering reageert zeer verbolgen, omdat Havelaar hem niet eerst mondeling ingelicht heeft en omdat hij hem stoort in zijn drukke bezigheden.

 

De resident komt voor overleg naar Rangkas Betoeng. Hij brengt eerst een bezoek aan de regent en geeft hem geld. Daarna praat hij met Havelaar. Omdat de assistent-resident weigert zijn aanklacht in te trekken, komt de zaak bij de gouverneur-generaal terecht. Die ziet zich uiteindelijk genoodzaakt Havelaar voorlopig over te plaatsen naar Ngawi. Dat is echter zijn eer te na: hij vraagt nu zelf ontslag, draagt het bestuur over aan Verbrugge en vertrekt met vrouw en kind naar Batavia om de gouverneur-generaal te spreken. Maar Zijne Excellentie wil hem niet ontvangen, omdat hij een fijtzweer aan zijn voet heeft en bovendien op het punt staat naar het moederland te vertrekken. Ook de brief die Havelaar schrijft, heeft geen resultaat.

 

Dan neemt Multatuli de pen op. Hij heeft Stern niet meer nodig en stuurt Droogstoppel weg ('stik in koffie en verdwijn!'). Multatuli wil dat zijn boek gelezen zal worden. Iedereen moet weten dat de Javaan mishandeld wordt. En als hij niet geloofd wordt, zal hij zijn boek in vele talen vertalen. De Javaan moet geholpen worden, langs wettige weg of desnoods met geweld. Hij draagt zijn boek op aan koning Willem III en hij vraagt hem of het zijn wil is dat Havelaar wordt bespot en meer dan dertig miljoen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in zijn naam...

DE VERDIEPING

Compositie en tijdsverloop

Het verhaal heeft 2 tijdsperiodes: 1856 (de tijd op Java) en 1860 (de tijd van Stern en Droogstoppel).

Het verhaal is niet chronologisch verteld, per hoofdstuk springen we van Indië (1856) naar Nederland (1860) en weer terug.
Als je zo’n verhaal chronologisch zou vertellen, zou het tweede deel alleen maar een herhaling zijn van het eerste.

Ruimte

Het verhaal heeft 2 plaatsen: Nederland en Indië

De wijze van vertellen

Het vertelperspectief is nogal ingewikkeld. Er zijn namelijk vier ikvertellers: de eerste is Droogstoppel, de tweede is Stern, die op zijn beurt een derde - min of meer alwetende - ikverteller creëert (namelijk Havelaar) en de vierde is Multatuli.

“Zodra ik in Padang aankwam, om van daar direct naar de binnenlanden te vertrekken, wilde ik de gouverneur bezoeken, zoals dat hoorde, maar ik kreeg te horen dat hij me niet kon ontvangen, en ook dat ik mijn vertrek naar mijn nieuwe standplaats tot nader order mest uitstelen. Jullie begrijpen dat ik heel verbaasd was.” (p. 180)

Thema

Kolonialisme en Nederlands Oost-Indië

Personages

Max Havelaar is een sterk autobiografische roman. De hoofdpersoon is eigenlijk de schrijver zelf in verschillende gedaantes.

De eerste gestalte die hij aanneemt is die van Sjaalman, een miskende dichter en schrijver, die ontslagen is door boekhandelaar Graafzuiger en dan aan lager wal raakt.

De tweede gedaante waarin hij optreedt, is die van Ernest Stern, de enigszins sentimentele jonge Duitser die de Havelaargeschiedenis vertelt.

Max Havelaar zelf is de derde afsplitsing van de auteur. Hij is de ideale ambtenaar, een heroïsche figuur die strijdt tegen het onrecht dat de inlanders ' volgens hem ' wordt aangedaan. Hij past niet in het toenmalige koloniale ambtenarencorps en stuit dan ook telkens op onwil en onbegrip van de bestuurders. Desondanks blijft hij overtuigd van de juistheid van zijn opvattingen, daarbij gesteund door zijn liefdevolle echtgenote, die een blinde verering voor hem heeft.

De vierde gedaante is die van Multatuli, die vecht voor erkenning en eerherstel.

Sjaalman, Stern, Havelaar en Multatuli zijn dus afsplitsingen van een en dezelfde figuur. Ze tonen ieder een ander aspect van Eduard Douwes Dekker, die zelf in 1856 als assistent-resident van Lebak tevergeefs een einde probeerde te maken aan de wantoestanden en later ontgoocheld terugkeerde naar Europa.

Achter bepaalde personages gaan werkelijk bestaande figuren schuil; zo is Slijmering gemodelleerd naar C.P. Brest van Kempen en heeft de gouverneur-generaal veel weg van A.J. Duymaer van Twist. Max Havelaar is dus ook in zekere zin een sleutelroman.

Titel, ondertitel en motto

De titel verwijst naar de fictieve hoofdpersoon, Max Havelaar. De ondertitel heeft betrekking op de koffiecultuur in Nederlands-Indië (nu Indonesië), die veel geld voor de staatskas opleverde.

Het 'Onuitgegeven Toneelspel' voorin het boek kan beschouwd worden als een motto. In dit toneelstukje wordt een zekere Lothario ervan beschuldigd dat hij Barbertje heeft vermoord en ingezouten. Barbertje blijkt echter springlevend te zijn en ze roemt zelfs de goedheid van Lothario. Toch blijft de rechter bij zijn vonnis dat Lothario moet hangen: hij is namelijk schuldig aan eigenwaan.

Dit 'motto' verwijst naar de schijnethiek die kenmerkend is voor de Nederlandse bestuurders in Nederlands-Indië. Havelaar wordt in feite door de gouverneur-generaal net zo behandeld als Lothario door de rechter.

Keuzeopdracht

Gedicht

 

Je begint te lopen

Van boven naar beneden

Wanneer stop je?

Zo snel mogelijk want

Ik sta ongeduldig

Op je te wachten

 

Straks mag ik je proeven

Voorzichtig met mijn lippen

Tegen het kopje

Zo automatisch

Dat ik het doe

Zonder gedachten

 

Ik wil je geroerd

Met melk en suiker

Ik vertel een mopje

Tegen degene met wie

Ik jou samen drink

En we lachten

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb