Het theater, de brief en de waarheid

HARRY MULISCH

Primaire gegevens

Harry Mulisch

Het theater, de brief en de waarheid

2000

Samenvatting

I. Herbert 
De toneelschrijver Felix moet in 1999 een 'dramatische monoloog' schrijven voor een toneelgezelschap. Hij denkt zijn stof te vinden in een crematieplechtigheid van twaalf jaar geleden - 1987 dus -, waarvan hij een bandopname bezit. Dat bandje is goeddeels gevuld met de toespraak die de bekende joodse toneelspeler Herbert Althans hield bij de crematie van zijn vrouw. Felix woonde die plechtigheid bij, samen met een jongere collega, Vera. Bij het afspelen van het bandje staat het hele gebeuren hem weer helder voor ogen.

Herbert begint te vertellen over Magda. Pas nu, na Magda's dood, kan hij een wezenlijk element uit een affairezaak onthullen. Eerst vermeldt hij echter de bekende feiten. In Rotterdam zou Het vuil, de stad en de dood opgevoerd worden, een stuk van de Duitse toneelschrijver Fassbinder. Hij kocht en las het, en was geschokt door de antisemitische passages. Het meest antipathieke personage was een jood; bovendien was 'de rijke Jood' naamloos. Voor Herbert, wiens vader in Sobibor werd vergast, was daarmee de maat vol. Hij stelde alles in het werk om de opvoering te verhinderen. En met succes: de première werd geannuleerd. 

Maar de angst voor een nieuwe golf van rassenhaat en antisemitisme beheerste hem volledig. Om de publieke opinie zoveel mogelijk te alarmeren bedacht hij het volgende plan: hij schreef zichzelf een dreigbrief en ensceneerde, in België, zijn eigen ontvoering. Aanvankelijk leek de ontvoering geloofwaardig. Er volgden verontwaardigde reacties. Maar de Belgische politie vertrouwde het zaakje niet. Twee weken geleden heeft Herbert, bij nader verhoor, moeten toegeven, dat hij de dreigbrief zelf geschreven heeft en ook de ontvoering zelf in scène gezet. Nu echter kan hij de ware toedracht onthullen: 'Die brief was echt'. 

Na ontvangst van de brief was Magda radeloos geweest. Herbert zag hoe snel ze achteruitging. Ze raakte in een diepe depressie en wilde een eind aan haar leven maken. Toen besefte hij, dat hij haar maar op één manier kon redden, namelijk door te bewijzen dat de brief niet echt was geweest. Vandaar zijn bekentenis, dat hij zelf de afzender was geweest. Om het helemaal geloofwaardig te maken had hij ook een ontvoering op touw gezet. Thuisgekomen na zijn ontvoering hoopte hij dat Magda opgelucht zou zijn. Het tegendeel was echter het geval: de volgende dag pleegde zij zelfmoord.

Tussenspel

Deel I en II zijn verbonden door een 'tussenspel'. Daarin worden de gesprekken weergegeven, die de toneelschrijvers Felix en Vera voeren na de crematie. Samen overwegen ze, dat ze nooit zeker zullen weten, of Herbert die ochtend wél de waarheid heeft gesproken.

II. Magda

In dit deel is Vera aan het woord. Ze heeft het verzoek gekregen een 'dramatische monoloog' te schrijven voor een toneelgroep. De stof meent ze te kunnen vinden in de toespraak die Magda twaalf jaar geleden hield bij de begrafenis van haar man, de toneelspeler Herbert Althans. Helaas heeft zij geen bandopname of geschreven tekst van die toespraak. Ze moet het in eerste instantie dus doen met haar herinneringen, die wat losse notities opleveren.

Bij Herberts dood was iedereen nog vol van de sensationele gebeurtenissen kort daarvoor: de zogenaamde dreigbrief die hij zelf geschreven bleek te hebben en de zogenaamde ontvoering, die hij zelf in scène had gezet.

Herbert werd zwaar ziek  en wilde een eind aan zijn leven maken. Steeds duidelijker besefte Magda, dat zij hem het beste kon helpen door hem het bewijs te leveren, dat zijn angst voor nieuwe antisemitische uitbarstingen reëel was. Daarom heeft zij 'die verschrikkelijke brief' geschreven. In extenso las zij hem daarna voor.

Het effect van de brief was averechts: de brief bracht verwijdering. In plaats van Herbert terug te winnen, verloor zij hem definitief. Toen zij hoorde van Herberts bekentenis, stortte haar wereld in. Hij deed het natuurlijk om haar te helpen, maar opnieuw: het had een averechts gevolg. Herbert pleegde zelfmoord.

Compositie en tijdsverloop

De vertelde tijd is 2 dagen, waarin Felix zijn monoloog bedenkt aan de hand van het bandje, waarop de toespraak van Herbert staat. De tweede dag is de dag waarop Vera haar gedachten afstruint om alle details van die middag terug te halen.

Deel 1 speelt zich af in 1999. Felix gaat dan de tape bekijken van 12 jaar terug waar Herbert de grafrede houd.

Over deel 2 wordt geen daadwerkelijke tijd genoemd. Maar aangezien het over hetzelfde verhaal gaat en nu Herbert overleden is ga ik er van uit dat het zich afspeelt in 1987. Hetzelfde jaartal waarin Herbert zijn grafrede over Magda houdt.

Het verhaal is niet chronologisch verteld, Vera en Felix denken aan en kijken terug naar de begrafenis en crematie van 12 jaar geleden. Ook tijdens de begrafenis en crematie van Herbert en Magda wordt over hun verleden verteld. Er zitten in dit verhaal dus wel veel flashbacks, omdat er wordt gedacht aan 12 jaar geleden en men denkt dan aan gebeurtenissen die nog langer dan die 12 jaar geleden zijn gebeurd.

Ruimte

Het verhaal speelt zich af op twee plaatsen. Het begint met het kantoor van Felix. Daar zet hij een bandje op om de grafrede van Herbert terug te kijken. Daarna speelt het verhaal zich af in een crematorium.

De wijze van vertellen

Ik-perspectief: In deel een vertelt Felix het verhaal. In deel twee doet Vera dat.

Thema

Wat is waarheid? Die vraag komt zo ook tweemaal expliciet aan de orde. Eerst na de toespraak van Herbert. Vera's voor de hand liggende vraag luidt: 'Maar hoe weten we dat hij dit keer de waarheid heeft gesproken?'. Waarop Felix antwoordt: 'Dat weten we niet en dat zullen we nooit weten' (p. 60).

Na Magda's toespraak doet zich een vergelijkbare situatie voor. 'Dit kan toch niet waar zijn', fluistert Vera. Maar Felix reageert met de stelling: 'Alles kan waar zijn' (p. 74). 

Personages

Herbert spreekt vooral over zichzelf. Dat tekent hem. En hij is héél lang aan het woord. Ook dat typeert. Tot in detail beschrijft hij hoe hij zijn bizarre ontvoeringsplan heeft uitgevoerd. Felix heeft er op zichzelf wel respect voor, dat Herbert het gedaan heeft. Maar illustratief is toch vooral zijn gefluisterde gesprekje met Vera tijdens Herberts redevoering. (Vera:) 'Volgens mij is hij nog veel gekker dan we dachten'. (Felix:) 'Het lijkt wel of hij het over iemand anders heeft dan zichzelf'. (Vera:) 'Misschien is dat ook zo'.

Felix - zijn naam betekent: de gelukkige - draagt onmiskenbaar de trekken van de auteur. Hij is 'een toneelschrijver die alom geprezen werd, niet alleen in Nederland'. Hij verkondigt ideeën over literatuur en schrijverschap, die bijna citaten zijn uit ander werk van Mulisch.

Magda is meer de figuur op de achtergrond. Ze heeft wel de toneelschool gedaan, maar staat niet op de 'Bühne'. Ze ontplooit zich vooral voor radio en tv. Terwijl Herbert bij zijn rede opvalt door zijn bestudeerde toneelgedrag, trekt Magda tijdens haar toespraak juist de aandacht door haar nervositeit en onzekerheid. Hoezeer bij zo'n gelegenheid ook uitersten, ze zijn geen van beiden zichzelf.

Titel, ondertitel en motto

In de driedelige titel zet Mulisch het theater voorop. In deze novelle laat Mulisch zien, hoe toneel toneel produceert. Het ene toneelstuk (Fassbinder) lokt het andere toneelstuk (de gespeelde ontvoering) uit. En de geacteerde grafrede van Herbert levert de stof voor een gedramatiseerde monoloog, die Felix moet schrijven.

Het middelste element verwijst uiteraard naar het belangrijkste verhaalgegeven: de brief waarin het gezin Althans met de dood bedreigd werd. De brief met de raadselachtige afzender en met de fatale gevolgen.

Het derde titelelement bevat de niet te beantwoorden vraag naar 'de' waarheid. In het boek zijn twee verhalen geschreven. In de één leeft de man nog en in de andere de vrouw. Wat nu precies de waarheid is weet niemand. Wel is zeker dat Herbert en Magda elkaar probeerden te helpen door te ‘liegen’ en ook zeker is dat de ontvoering nep was. Wie de brief heeft geschreven is ook niet duidelijk, maar waarschijnlijk was het Magda. Dus niemand weet de waarheid precies. Felix en Vera niet. De aanwezigen en journalisten niet. Hun kinderen niet. De lezer niet. Alleen Herbert en Magda weten de waarheid.

De novelle heeft een motto van Diderot meegekregen: 'Wie begrepen wil worden, geve geen uitleg'. Het is gekozen uit een boek met de veelzeggende titel: 'Paradox van de toneelspeler'. Inderdaad heeft Mulisch' verhaal geen uitleg nodig om begrepen te worden. Het doet daarom enigszins tegenstrijdig aan, dat Mulisch zijn novelle laat volgen door een Verantwoording, die vrij wat nadere uitleg biedt.

Keuzeopdracht

Wat is waar?

Wat is waarheid?

Wat jij vertelt,

Of die ander?

 

Wat is waar?

Wat is waarheid?

Wat de een vertelt,

Of de tegenstander?

 

Wat is waar?

Wat is waarheid?

Ik weet het niet,

Kunnen we eerlijk

Zijn tegen elkander? 

Maak jouw eigen website met JouwWeb